Lange Polle, Monsieur Paul, Paul van Bruystegem. De bassist van Triggerfinger is niet meer. We blikken terug op zijn muzikale leven met een interview dat eerder in De Bassist verscheen
Interview Tekst: Chris Dekker * Foto’s: Sharon Duursma
Triggerfinger-voorman Ruben Block maakte op 4 oktober bekend dat zijn voormalige bassist Paul van Bruystegem is overleden. Ingewijden wisten dat hij al een tijd tegen een ziekte vocht. Paul werd slechts 66. Met De Bassist, Gitarist en Musicmaker kwamen we de bescheiden, superaardige en zeer muzikale reus vaak tegen. Paul was een zeer innemend persoon, enorm muzikaal en we zullen hem missen.
Monsieur Paul was meer dan alleen de bassist van Triggerfinger. Hij speelde op tientallen albums en singles als gitarist en bassist van onder meer The Wolf Banes, Beverly Jo Scott, The Popgun, Big Bill, Neeka en vele andere projecten. Niet zelden was hij ook de producer. Tijdens en na Triggerfinger kenden we hem natuurlijk ook van Mr. Paul & The Lowriders.
Een aantal jaar terug spraken we Paul over de Bintangs, Rinus, Danelectro’s en sexy grooves en hieronder lees je het interview nog eens helemaal terug.
Ooit organiseerden we met ons zusterblad Slagwerkkrant een clinic met drummer Mario Goossens en bassist Paul van Bruystegem, oftewel de toenmalige ritmesectie van Triggerfinger, tijdens de Muzikantendag On Tour in de Gigant in Apeldoorn. Na afloop spraken we met Monsieur Paul over zijn overgang van gitaar naar bas, tips voor ons bassisten en de sound van Triggerfinger.
Triggerfinger is de meest succesvolle Vlaamse rockband ooit en dat is niet gebeurd door half werk af te leveren. Dat is ook nu weer duidelijk. Op het podium van popzaal de Gigant in Apeldoorn staat Mario’s volledige kit, geflankeerd door een dikke Fender-buizentop, een FAD 4x12”-kast, twee Rickenbackers en een Fender P van Van Bruystegem. Voor de bezoekers van de Muzikantendag is er geen tijd om met een kopje koffie rustig bij te komen van de reis naar Apeldoorn. De immer stijlvol geklede Goossens pakt zijn stokken, Monsieur Paul hangt zijn Precision om, draait zijn volumeknop goed open en trapt een T-Rex Mudhoney in. Een muur van gruizige bas teistert ieders trommelvliezen en de dikke toms van Mario vallen maag en ingewanden als een sonische bokswedstrijd aan. We zijn wakker!
Hoe groot kan een contrast zijn? Na de muzikale blitzkrieg van een minuut of drie, richten de twee heren zich tot het publiek. Dit alles zonder microfoons, zoetgevooisd en met dat aimabele Antwerpse accent, waardoor haast iedere klinker als een ‘è’ uitgesproken lijkt te worden. Kalm, bescheiden maar duidelijk trots vertelt het duo hoe nummers tot stand komen, hoe de muziek vaak net iets ingewikkelder in elkaar zit dan je denkt, over de totaalsound van de band, de juiste mindset, het eeuwige dilemma van de clicktrack en bovenal: de sexy groove. .Na afloop van de clinic - het complete verslag hiervan staat op de Facebook-pagina van De Bassist - spraken we verder met de indrukwekkend vormgegeven bassist, die er voor Triggerfinger al een carrière als gitarist op had zitten. Ook in het interview gaat het op volle kracht vooruit en de rolverdeling is vanaf het eerste moment duidelijk. Paul vertelt, gebaart en roept enthousiast en wij kunnen niets anders doen dan luisteren en een duidelijk verhaal proberen te maken van de enthousiaste uitbarsting.
Triangel
‘Ik had Triggerfinger live gezien en verdomme, wat vond ik dat goed!’, trapt de boomlange bassist af. ‘Een week later stonden ze per toeval op de stoep van mijn studio. Ze wilden opnemen, ze hadden weinig geld, maar natuurlijk wilde ik graag met ze in zee. Niet veel later stonden ze er weer, maar nu zonder bassist: Wladimir Geels, die nu bij Rowwen Hèze speelt, was gestopt en ik zag de opnameplannen de mist ingaan.
Ik had naam gemaakt als gitarist, Ruben was pas op latere leeftijd begonnen, hij durfde het eerst niet te vragen, maar hij zei: “Ik weet dat ge gaat schrikken, maar ik wil dat ge bas bij ons gaat spelen”. Ik wist meteen dat het zou lukken. We hadden dezelfde mindset, visie en humor en dat is belangrijk in een band. Het was een once-in-a-lifetime-kans en ik had zelfs ja gezegd als ze me op triangel hadden gevraagd.’
Ook tijdens de clinic gaf Van Bruystegem al aan hoe belangrijk de chemie van de band en de crew is. ‘Wie ons wel eens live heeft gezien, weet dat we dicht bij elkaar op het podium staan. We willen elkaar zien. Ruben is zanger, hij speelt gitaar, hij bedient effecten en dat soms vanaf een PA, sidefill of op zijn rug. Er kan veel misgaan, er gaat ook veel mis en eigenlijk houden we van die foutjes, want dan zijn we op ons sterkst en het meest creatief. We lossen het altijd op en onze crew gaat er ook vol voor als er wat misgaat. Dat samenspel, die chemie, is net zo belangrijk of misschien wel belangrijker dan goed spelen. Fouten maken mag, júist, maar het komt erop aan hoe je ze oplost.’
Als bandlid en studiobaas wist hij gelukkig al genoeg van bassen en sounds. ‘Ik heb een Fender Precision gekocht en omdat ik weinig geld had, speelde ik eerst op gitaarversterkers. Ik wilde geen jaren tachtig- of negentig-geluid, maar iets smerigs en gitaarachtigs. Ik ben een fan van John Entwistle en Lemmy van Motorhead. Ik gaf eens een masterclass op het Conservatorium van Amsterdam. Ik, die geen noot kan lezen. Ik stond daar voor honderd Jaco Pastoriussen en ik dacht: wat kan ik hen nog leren? Ik besloot over Lemmy te gaan praten. Ook dat is bas. Voor mij zelfs dé bas. Het bleek dat ze daar geen kaas van gegeten hadden en dan is het leuk om ze die kant van het bassen te laten zien.’
Idolen
Paul gaat meteen door over enkele van zijn andere bashelden. Zo nam de band de single The Wall Of Dolls op met Golden Earring-bassist Rinus Gerritsen als Rinus’ Garage featuring Triggerfinger. ‘Rinus is mijn echte idool. Wat Jimi Hendrix is voor gitaristen, is Rinus voor bas. We hebben met hem opgenomen en ik was een beetje zenuwachtig. Hij heeft een fantastisch geluid via een fantastische installatie, die hij helemaal zelf heeft samengesteld. En wat moet ik daar dan nog? Gelukkig stelde Rinus me meteen gerust: ik mocht gitaar spelen.’
Frank Kraaijeveld van de Bintangs werd een voorbeeld nadat de band een onvergetelijke indruk achterliet op de allereerste Rock Werchter ooit, toen nog in een tentje. ‘Ik heb meteen hun album Genuine Bull gekocht. Mannen, ik vind het de beste Hollandse rockband ooit! Wat een sound! Te weinig Nederlanders kennen dit. Maar terug naar mijn geluid. Je hebt honderden Larry Carltons die zo gitaar spelen, ik luister wel eens naar Steve Vai en dan verwonder ik me over wat hij kan, maar hij zou zich doodvervelen in Triggerfinger. Dat soort mensen kan vaak niet in dienst spelen van een liedje of een zanger. Ik ga voor de juiste sound en de juiste functie van mijn spel. Samen met een band zoeken naar een formule die een beetje uniek is.’
Sexy
Daarmee zijn we bij het schrijven van nummers aangekomen. ‘Ruben Block, die oude man die ook wel eens met ons mee is, komt meestal met een idee’, grapt Paul. ‘Hij neemt thuis een basis op met gitaar, zang en ook vaak al iets van een beat. Soms slaat hij ergens een ritme op of schudt hij met een doos spijkers. Dat is eigenlijk puur voor het ritme, maar het geeft al zo’n sfeer dat wij die als ritmesectie op onze manier proberen na te bootsen. Dan is het zoeken naar een partij die lekker is, die klinkt als Triggerfinger, maar die vooral ook in dienst staat van de song. We speelden net een vrij traditionele shuffle, maar altijd net even anders dan anders.’
‘Niet alles vol spelen geeft vanzelf een groove’, vult de enorme bassist aan. ‘Ik hoor te vaak bands waarbij iedereen dezelfde beat op dezelfde tel speelt. Wij spelen allemaal iets anders, we vullen elkaar aan en daardoor klikt alles in elkaar. Het gaat grooven en het wordt dansbaar en sexy. Dat al die mooie vrouwen op de voorste rij staan heeft niets te maken met de zanger, maar met onze groove’, concludeert hij. ‘En de knappe ritmesectie.’
Solo-album
Binnen de band is er een duidelijke scheiding. Ruben doet gitaar en Paul bas. ‘Hij vraagt wel eens mijn mening, ook over zijn sound, maar ik denk niet dat het meerwaarde geeft als ik me ermee bemoei. Natuurlijk letten we op elkaar, ik speel wel eens gitaarriffs op bas. In onze “formule” kan ik dat kwijt. Echte bassisten, die hun bas onder hun kin hebben hangen, zouden er niet mee wegkomen. Dan heeft het geen impact. Soms duurt een nummer schrijven slechts twintig minuten, maar het gebeurt ook dat we jaren aan een nummer werken en dat we hem alsnog weggooien. Op de laatste plaat staat een nummer waar we tien jaar geleden aan begonnen. Opeens is zo’n nummer af of klopt hij bij de rest van de songs. We hebben allemaal ons eigen instrument, ik bemoei me dus niet met de gitaarpartijen van Ruben, maar we bemoeien ons allemaal met de muziek. Zo speel ik bij een nummer een baslijn die eigenlijk de zanglijn had moeten zijn, maar die nog als gitaarlijn op de eerste demo stond, haha!’
Na een paar te drukke jaren doen de heren het ietsje rustiger aan. Ze worden er, naar eigen zeggen, niet jonger op en ze hebben allemaal gezinnen. Rustig is echter zeer relatief voor de Vlamingen. Dat blijkt als Paul tussen neus en lippen door vertelt wat ze allemaal doen in een maand: genoeg voor drie bands. ‘Natuurlijk gaan we werken aan een nieuw album en we nemen nu af en toe al demo’s op in onze eigen studio. We werken graag met ons “vierde bandlid”, producer Greg Gorden, maar geen idee of we weer in LA gaan opnemen. De studio’s in Nederland en België zijn even goed of beter dan die in de States, maar het voordeel van de VS is dat je echt even weg bent. Binnenkort verschijnt trouwens mijn solo-album met alleen maar instrumenten die lager klinken dan de gitaar, zoals basbanjo’s, de Fender Bass VI en baritones.’
Monsieur Pauls spullen:
Een kenmerk van Triggerfinger is de goede sound, zowel live als op de plaat. Paul: ‘We zijn lang bezig geweest met het zoeken naar een goed geluid. We hebben er ontzettend vaak voor gerepeteerd, ook in een zaal met PA en technicus. Een floortom kan qua frequentie botsen met de bas, de bas kan botsen met de gitaar. Een technicus hoort dat direct. Het resultaat is dat we het werk voor een live-geluidsman makkelijker en leuker maken en ook met opnemen heeft het een groot voordeel. De engineer hoeft bij wijze van spreken alleen maar op “REC” te drukken.’
Live zien we Paul vooral met een Fender Precision of Rickenbacker 4003, maar een klein basje stal onlangs het hart van de grote Vlaming: ‘Door Rinus Gerritsen ben ik verliefd geworden op de Danelectro Longhorn. Ik heb in Amsterdam een oude gekocht. Hij is shortscale, speelt als boter en klinkt te gek met opnemen. Ik wil er zo veel kopen dat er aan het eind van mijn leven nog minimaal eentje heel is, haha! Zodra ik er meer heb durf ik er ook mee op te treden, want ze zijn nogal fragiel. De Danelectro heeft zo’n mooie sound: een goeie honk en iets speciaals in het mid.
Live gebruik ik twee Hiwatt DR201’s die voor een randje zorgen. Ze zijn op twee custom made FAD 4x12”-kasten aangesloten. Dat zijn gitaarkasten, want ik heb een hekel aan sublaag. Sinds kort heb ik een Fender PS300, dat eigenlijk Fenders antwoord op de Ampeg SVT is: poepclean. Die staat ook aan, maar alleen voor de Hiwatts staan microfoons. Ik gebruik een DI voor de effectpedalen, een DI tussen top en kast en twee microfoons. Ik heb nu een Prescription Electronics Rx als clean boost. Dat is een kopie van de legendarische Coloursound Overdrive. Die staat altijd aan. Als distortion gebruik ik momenteel de T-Rex Mudhoney. Verder heel af en toe een Moog Tremolo en een delay van Boss.
In de studio gebruikte ik voorheen vaak een Vox AC-50 of een van mijn vijf Ampeg Fliptops, maar tegenwoordig meestal een kleine, jaren zeventig Fender Musicmaster Bass-buizenversterker. Die is klein, betaalbaar, vervormt magnifiek en we gebruiken de truc van een speaker als microfoon. Met een Ampeg SVT kan je echt niet opnemen. Die geeft veel te veel sublaag en daar kan je niets mee.’